In dit laatste deel van de serie over ‘de enorme stijging van het aantal mensen met een psychische stoornis’ maak ik de balans op. Ik begin met een heel korte samenvatting, vervolgens beschrijf ik de punten waar mijns inziens spanningen en uitdagingen liggen, daarna bespreek ik een paar stellingen, en ik eindig met een blik vooruit.
Het Trimbos rapport GGZ uit de knel geeft aan dat er inderdaad een groei is in het voorkomen van psychische aandoeningen in de algemene bevolking (tussen 2009 en 2021 een groei van 53%) terwijl het ggz-budget groeide met 11%. Binnen de ggz was er vooral een grotere toestroom naar de lichtere vormen van zorg, terwijl vooral de toegang tot de specialistische (doorgaans zwaardere/complexere) zorg onder druk is komen te staan. Diverse factoren die deels te maken hebben met de maatschappij (bestaansonzekerheid, armoede, medicalisering), deels met hoe de zorg wordt georganiseerd (té gespecialiseerd) en wordt bekostigd (marktwerking) worden als oorzaken genoemd en het rapport bespreekt 6 bouwstenen als ‘oplossingsrichtingen’: bevorderen van mentale gezondheid, laagdrempelige hulp bij (beginnende) problemen, integraal kijken en samenwerken, van ‘geholpen worden’ naar ‘jezelf (en anderen) leren helpen’, en geïntegreerde zorg en ondersteuning voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Verder werden 5 randvoorwaarden benoemd die nodig zijn om bovenstaande voor elkaar te krijgen: het sociaal domein uitrusten voor aanpak mentale gezondheid, een cultuur van samenwerken ondersteunen, het bekostigingssysteem aanpassen en verkeerde financiële prikkels wegnemen, de beweging van wetenschappelijk bewijs voorzien en de middelen en capaciteit borgen om de beweging op gang te brengen en houden.
In deel twee en drie zagen we opnieuw veel overeenstemming over bovengenoemde hoofdpunten van het Trimbos rapport, zowel over de toestand, de oorzaken als de gewenste aanpak. In het debat werden, begrijpelijkerwijs, verschillende punten belicht, maar er leek veel harmonie te zijn. Her en der werden solo-ballonnetjes opgelaten die niet direct veel bijval kregen. Zie de vorige afleveringen voor meer details.
Wat vond ik ervan? Ik vond het heel positief, op meerdere punten. Allereerst in het serieus nemen van ervaringsdeskundigheid door de commissie en de uitstekende betogen van de uitgenodigde cliënten, waarmee niet alleen het belang van het gesprek onderstreept werd, maar ook meer begrip van de samenhang van de losse factoren ontstond. Ik vond de politici over het geheel betrokken en nieuwsgierig op zoek naar hoe zij konden helpen. Dat er veel overeenstemming was, was bemoedigend, maar verbaasde mij niet enorm, enerzijds omdat de problematiek al een tijdje zo wel herkenbaar is (zelfs meer dan tien jaar geleden voorspeld, o.a. door de Trendrapportages van….het Trimbos), anderzijds omdat de legendarische onenigheid binnen de ggz m.i. zwaar overdreven wordt, gebaseerd op een paar in het oog springende twistpunten uit het verleden. De ggz is wel divers, zo divers dat generaliseren over de ggz meestal niet behulpzaam is (ja ik weet dat in deze zin een schijnbare tegenstrijdigheid zit 😉). Wat me ook opviel, was dat de op het oog meest neutrale deelnemer, het Trimbos, de meest pittige stellingen neerzette, zowel in het rapport als in het gesprek, zeker als het om politiek-economische zaken ging. Het onderstreepte de urgentie.
Maar waar schuurde het dan? Mijn indruk was (en u zult vast denken dat dit een beroepsafwijking is, maar hear me out) dat de spanning meer zat in wat niet besproken werd. Want wat vooral besproken werd, zoals van der Hoek fijn samenvatte aan het einde, waren oorzaken en ideeën over wat er moest gebeuren. Waar niet of nauwelijks over gesproken werd, was de vraag hoe dat dan moest gebeuren, en wie dan wat moest doen. Anders dan Koekkoek beweerde, denk ik dat er geen gebrek is aan goede ideeën in en rond de ggz, iets anders is de vraag welk idee voorrang krijgt, en hoe we de organisatie daarvan voor elkaar krijgen.
Meest opvallende (bijna) afwezige in het gesprek vond ik het hoofdstuk ‘Reflectie’ uit GGZ uit de knel waarin een historische vergelijking werd gemaakt met het rapport Zorg van Velen, de beleidsreactie daarop, en bedoelde en onbedoelde effecten (zie aflevering 1): de ggz werd niet ontmanteld, maar groeide, het geestelijke volksgezondheidsperspectief raakte verder uit zicht en de samenhang in het algehele zorg- en welzijnsnetwerk verzwakte. Uit GGZ uit de knel: “In het Integraal Zorgakkoord klinkt opnieuw een maakbaarheidsvertrouwen door dat de belangrijkste problemen in de ggz met een oproep tot betere samenwerking en enkele goed gekozen ingrepen als herstel/zelfregiecentra en het verkennend gesprek kunnen worden opgelost. Wij denken dat er meer nodig is.” Meer hierover vindt u in het betreffende hoofdstuk van het rapport, en het werd wel even aangestipt in het rondetafelgesprek, maar niet opgepikt door de politici, die liever focusten op individuele factoren: administratie, social media, marktwerking. Allemaal belangrijk, maar die discussies adresseerden niet de problematiek die het rapport zo helder naar voren brengt: hoe moeten we het zo organiseren dat deze verandering ook gaat lukken? Natuurlijk moet ik hierbij vermelden dat van Os een min of meer kant-en-klare aanpak bood met zijn GEM-model, en deze wordt in het rapport ook positief besproken, maar ook van een kanttekening voorzien, net als de aanpak van het Integraal Zorgakkoord waarin (i.t.t. GEM) juist meer regie voor verandering bij de ggz wordt gelegd. Zoals Spider-Man al zei: With great power comes great responsibility! De oproep in het rapport om dus goed actieonderzoek te doen is een open deur.
Dat de regie vanuit het IZA bij de ggz-instellingen ligt betekent dat het extra interessant is om te kijken naar de inbreng van de Nederlandse ggz (NLggz). En ook daar vond ik interessant wat niet besproken werd. Want als je hun position paper bekijkt, en luistert naar de inbreng van mw. Ploumen, dan kom je zeker die aansluiting bij hoofdpunten van GGZ uit de knel tegen, maar ook duiveltjes in de details, details die in het gesprek niet naar voren kwamen. Zo valt te lezen dat NLggz intensieve klinische behandelingen wil vervangen door intensieve deeltijd gericht op herstel. Dit staat duidelijk haaks op de inbreng van Red de ggz, die specialistische klinieken wil behouden. NLggz ondersteunt in haar paper het IZA, maar MIND heeft niet getekend (lees hier waarom). Benieuwd hoe NLggz in dit proces ‘de cliënt centraal’ gaat zetten. NLggz wil meer digitaal, meer in groepen, minder frequent en korter behandelen. De NVvP heeft hiertegenover het belang benadrukt van feiten en onderzoek om dergelijke stappen te onderbouwen en monitoren: levert dit dezelfde of betere kwaliteit op? Ook de oproep tot meer generalistische professionals schuurt bij sommige cliënten en professionals die juist de positieve gevolgen van specialisatie ervaren (hebben). Er zijn meer voorbeelden, maar de kern is: bij alles wat er moet gebeuren, hoe gaan we die heel ingewikkelde uitdaging aan om te veranderen terwijl we de diversiteit die nodig is voor goede ggz adresseren en recht doen? In die zin was ik het voor een deel eens met Koekkoek’s opmerking dat we misschien te maken hadden met enigszins eenzijdige expertise, alleen zou ik de oplossing niet direct bij ‘mensen van de straat en ondernemers’ zoeken maar bij mensen met expertise op het gebied van organisatie, economie, sociologie en beleid. Gelukkig zit er wat dat betreft heel veel expertise bij het Trimbos.
Dit is meteen een bruggetje naar het laatste blok over wetenschap, waar het ging over wat deze voor kon betekenen. Vinkers pleitte voor een breed wetenschappelijk perspectief, noemde specifiek het Hoofdzaken project en maande ons de hersenen niet te verwaarlozen. Van Os kwam terug met de opmerking dat 50 jaar (het is langer) hersenonderzoek nog geen één klinisch relevant feit had opgeleverd (auw!), en pleitte voor een specifieke vorm van onderzoek, nl. actieonderzoek (wat je ook terugvindt in GGZ uit de knel). Hier zit dus een discussie onder, over hoe maatschappij en politiek de koers (via subsidies) bepalen van wetenschappelijk onderzoek. Zoals Vinkers aangaf kunnen we in de psychiatrie vele gebieden, het liefst in samenhang, onderzoeken, maar onderzoek zelf heeft focus nodig, dus waar moeten we dan op focussen om dit verhaal verder te brengen? Het is een kwestie waar je hele boeken over kunt schrijven maar ik noem het hier alleen even om het vorige punt te onderstrepen: overeenstemming over het wat, (enige) onenigheid over het hoe.
Een andere interessante opmerking kwam van Koekkoek, die aangaf dat we beter naar anderen konden luisteren, vanwege belangen van de deelnemers en, daarmee samenhangend, een soort tunnelvisie in het denken. Zoals ik al schreef was ik het eens dat je breder zou kunnen vragen maar ik ben het niet eens dat als je belangen hebt, de inhoud van wat je zegt bij voorbaat verdacht of waardeloos is, of meer ‘vernauwd’. Beter is simpelweg de bal te spelen, niet de man.
Ik had ook wat moeite met medicalisering als verklaring. In feite zeggen we daarmee: zaken die eigenlijk geen echte psychische aandoeningen zijn, gaan we wel als zodanig zien en behandelen. Los van de lastige discussie over wat een ‘echte’ psychische aandoening is, zou je dan een gelijk oplopende toename van medicalisering moeten zien, synchroon maar onafhankelijk van de groei van psychische aandoeningen. Maar als je bedenkt dat discussies over medicalisering op zijn minst al terug te vinden zijn in de jaren zeventig, hoezo is er dan nu een plotse toename? Lastige materie, en raad eens, ook hier hele reeksen boeken te vinden, zoals Ziek is het woord niet, van Mol en van Lieshout.
Maar al met al zijn dit volgens mij, hoewel interessant en consequentieel, side issues bij de vaststelling dat we in grote lijnen echt wel een overeenstemming hebben over wat er moet gebeuren, dat het er nu om gaat het ook voor elkaar te krijgen, en dat we nog een behoorlijke inspanning voor de boeg hebben om die duivelse details, grote en kleine, te beslechten, terwijl we niet om het eeuwige dilemma van de psychiatrie heen kunnen: recht doen aan de ervaring van het individu en alle diversiteit terwijl we ook (soms grootschalige) collectiviteit nodig hebben.
In het liberale Nederland is het nu aan het veld, met enige ondersteuning vanuit Den Haag, om -vooral door elkaar in de regio meer op te zoeken- met het Integraal Zorgakkoord in de hand de weg vooruit te zoeken.
Dit roept de logische vervolgvraag op: wat houdt die IZA nou in, en wat kunnen we ervan verwachten? Met een beetje googlen komt u al verder, zoals hier en hier. Hier een mooie samenvatting door de LHV, en hier een essay over hoe het IZA uitpakt voor de ggz. Bij zorgvisie een samenvatting daarvan.
Tot zover het overzicht van een boeiend en broodnodig gesprek. Benieuwd naar wat u opviel, en als u belangrijke zaken gemist heeft in het overzicht, laat het weten. Commentaar als altijd welkom.