Attack of the 50-ft. Antipsychiatrist

Ik begin maar gelijk met twee bekentenissen. Allereerst: ik heb meegewerkt aan de site www.schizofreniebestaatniet.nl . There, I said it, it’s out there. Ten tweede: ik heb een aanzienlijk deel van mijn jeugd verloren aan het genieten van jaren-vijftig zwart-witte science fiction B-films. Ook best erg. Op regenachtige zondagmiddagen programmeerde de Belgische BRT steevast Britse en Amerikaanse klassiekers, en dat is natuurlijk gefundenes Fressen voor een expat. Zeg nou zelf, wie heeft er niet een zwakke plek voor reusachtige mieren, krimpende mannen, en spannende avonturen in verre melkwegstelsels?  Een bekend subgenre in dit geheel is de bedreiging van een gemiddeld middenklasse Amerikaans stadje door een wegens radioactiviteit/mislukt wetenschappelijk experiment/raar buitenaards stofje uit zijn voegen gegroeid beestje. Spinnen, mieren, schorpioenen, krabben, zelfs motten hebben eraan moeten geloven. En natuurlijk de voor mannen meest bedreigende diersoort: de vrouw. Een beetje filmcriticus was er als de gemuteerde kippen bij om dit genre sociaal te duiden in termen van Cold War paranoia of angst voor atoomwetenschap. Het genre raakte natuurlijk snel uitgeput, maar je komt nog steeds af en toe nog een mooi modern variantje tegen.

Themphoto-l-homme-qui-retrecit-the-incredible-shrinking-man-1957-850footwoman-2 mothra

Ik prijs me gelukkig dat we in de psychiatrie onze bloedeigen variant van het Grote Vreemde Gevaar hebben: de Antipsychiater (cue scary effects).

Ontsproten aan een gevaarlijk mengsel van antiautoritaire maatschappelijke stromingen, toxische drugs (LSD!) en ongewassen hippies, staat de Antipsychiater voor alles wat vroeger zo erg was aan de psychiatrie. Althans, volgens o.a. René Kahn (hoogleraar en ex-voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie) en Jeffrey Lieberman (prof en ex-president van de American Psychiatric Association). Volgens hun is het aan de ‘politiek gemotiveerde’ antipsychiatrie te danken dat patiënten in de jaren zeventig aan hun lot werden overgelaten en psychiaters allerlei onwetenschappelijke praktijken erop nahielden. Antipsychiaters zouden niets liever willen dan de hele psychiatrie afschaffen, want de maatschappij heeft het immers gedaan, niet de ‘cliënt’. Gelukkig liggen de hoogtijdagen van de antipsychiatrie alweer ver achter ons, overwonnen door de objectieve, non-politieke, belangenloze, waardenvrije wetenschap. Beslissend hierin was de ontwikkeling van de DSM-III, het classificatiesysteem dat voor het eerst keurige descriptieve categorieën presenteerde waarmee wetenschappers aan de slag konden, daarmee het werkelijke bestaan van al die tot mythen verklaarde aandoeningen bewijzend. Gelukkig. Tot zover de recente geschiedenis van de psychiatrie volgens deze gerespecteerde collega’s. Althans, daar waar het hun publieke uitingen betreft.

Waakzaamheid is echter natuurlijk geboden. Want u weet hoe het gaat in de film: tanks/straaljagers/kernbommen worden op het Reuzengedrocht afgestuurd, en het wordt bedolven onder een smeulende puinhoop. Gejuich alom. Maar dan! Een ondergrondse trilling. Zandkorreltjes komen in beweging, en met een ontzagwekkend gebrul richt het gevaarte zich weer op! En zo is het maar goed dat Kahn c.s. ons waarschuwen voor “Hippie Apocalypse: Return of the Antipsychiatrist!” Uit hun stuk in het NRC van 13-3-2015: “Van Os en anderen herkauwen de oude, politiek gemotiveerde, maar wetenschappelijk allang weerlegde, argumenten uit de jaren 70 van de vorige eeuw. Ze blazen de volstrekt achterhaalde anti-psychiatrie nieuw leven in, waarbij psychiaters debet zouden zijn aan het onvermogen van patiënten om aan de maatschappij deel te nemen.”

Ondertussen ben ik een dagje ouder en kijk ik met mijn kindertjes Monsters en Co. Dat is een leuke tekenfilm verteld vanuit het perspectief van de monsters, die, hoewel ze kinderen aan het schrikken moeten brengen, zelf als de dood zijn voor die kleintjes. Uiteindelijk (SPOILER ALERT) ontdekken ze dat het beter werkt om ze aan het lachen te maken, dat levert meer energie op. En eigenlijk speelt in dit geval ook zoiets. Want wat is die antipsychiatrie nou eigenlijk voor een monster? Dankzij Gemma Blok kunnen we daar prima een antwoord op geven. Haar proefschrift ‘Baas in eigen brein’ staat gewoon online (maar het is natuurlijk veel prettiger om het boek te kopen), en vertegenwoordigt m.i. de beste historische analyse van de periode van de zogenaamde ‘antipsychiatrie’. Zogenaamd, want een van de eerste dingen die je ontdekt als je haar boek leest, is dat wat door anderen (vooral journalisten) als antipsychiatrie is omschreven, een heterogene groep mensen behelsde die om vaak zeer uiteenlopende redenen kritiek hadden op de toenmalige psychiatrie. Er was zeker niet zoiets als een georganiseerd front. Een kleine bloemlezing van zaken waarbinnen de ‘antipsychiatrie’ voor gestreden werd: verbeterde rechtspositie van patiënten en familieleden van patiënten, verbeterde psychotherapeutische mogelijkheden, professionele emancipatie van met name verpleegkundigen en (in mindere mate) psychologen, minder autoritaire en meer informele omgangsvormen en verbeteren van het democratisch toezicht op het beheer van zorginstellingen, om er een paar te noemen. Uit “Baas in Eigen Brein” (p. 201)

“De aanval op het ‘medisch model’ was gericht tegen autoritaire en bevoogdende gezagsverhoudingen in de intramurale psychiatrie, tegen psychofarmaca en elektroshocks en tegen de psychiatrische ziekenhuizen als zodanig. Onder dit protest school evenwel, op Conolly maar ook op veel plaatsen elders in de intramurale psychiatrie, een optimistische genezingsdrang. Critici, onder wie ook veel hulpverleners in de klinische psychiatrie, vonden in navolging van onder anderen Laing, Cooper en Foudraine dat er nu eindelijk eens moest worden begonnen met het behandelen van geesteszieken, in plaats van hen af te schepen met een handjevol pillen, een bemoedigend schouderklopje en een onverschillige bejegening.”

Dat ouders daarbij structureel verketterd en uitgesloten werden, zoals regelmatig wordt beweerd, is onzin (p.202): “Het door kritische psychiaters, psychologen en verpleegkundigen bepleite ‘sociale model’ was feitelijk een pleidooi voor een psychotherapeutische revolutie in de klinische psychiatrie. De psychische problemen van het individu zouden in hun sociale context moeten worden geplaatst, om te achterhalen waardoor iemand was vastgelopen. Er moest worden gezocht naar de zin in de waanzin en dat kon door middel van praten. Op afdelingen als Conolly, Junianus of de psychiatrische afdeling van ziekenhuis Overvecht, waar het ideaal van een kortdurende crisisinterventie voorop stond, praatte men het liefst met de ouders of partners van ‘cliënten’ of ‘bewoners’ erbij. In therapeutische gemeenschappen als Amstelland stonden behandelaars een benadering voor die is getypeerd als een therapeutische gijzeling: een tijdelijke stopzetting van het contact tussen bewoners en hun ouders werd heilzaam geacht.”

Het bezwaar van ‘onwetenschappelijkheid’ is vooral een ahistorisch bezwaar. Met de kennis van nu wordt deze periode aangewreven dat men onvoldoende onderzoek deed naar de effecten van de aanpak. Daarbij wordt niet vermeld dat dit een euvel is die indertijd voor de hele psychiatrie gold, niet slechts het ‘antipsychiatrische gedeelte’, en men vergeet dat de opkomst van evidence-based medicine zich pas twee decennia later voltrok. De toenmalige kritische psychiatrie had in die tijd goede wetenschappelijke papieren: “Destijds had het gedachtegoed van de kritische psychiatrie echter een respectabel en wetenschappelijk verantwoord imago. Laing en Esterson hadden voor hun boek Gezin en waanzin zeer uitgebreid onderzoek gedaan naar de communicatieprocessen in gezinnen van vrouwen met de diagnose schizofrenie. Foudraine besprak in zijn boek Wie is van hout… een grote hoeveelheid psychiatrische literatuur.”

Tenslotte toont Blok aan dat de ‘antipsychiatrie’ in Nederland helemaal geen ‘counterculture’ fenomeen was, sterker nog, de kritische psychiatrie werd gesteund door de Nederlandse overheid die kopstuk Ronnie Laing uitnodigde om lezingen te geven, en door vooraanstaande leden van de psychiatrische professie. Blok concludeert dat veel verworvenheden die nu gemeengoed zijn geworden binnen de GGZ, hun wortels terugvinden in deze periode, die, net als andere tijdperken in de psychiatrie, gekenmerkt werd door groot, soms te groot, optimisme ten aanzien van de behandelresultaten van het eigen model, en ook door soms naïeve, overtrokken, en her en der onverantwoord en onacceptabel gedrag. Dergelijke kenmerken, durf ik wel te stellen, vinden we in elk tijdvak van de psychiatrie terug, inclusief de tijd vóór de ‘zorg’ voor geestesziekte psychiatrie heette. Telkens was de psychiatrie, onder het mom van een gedachte over wat goed was, of het nu het religieus geloof (uitbannen van kwade geesten of corrigeren van immorele tendensen), vroeg-biologisch vooruitgangsdenken (lobotomie, koude en warme baden), psychotherapeutisch anarcho-optimisme (primal scream etc) of het recente ‘Decade of the Brain’ denken (stoornissen als hersenziekten) betrof, in de greep van een veelbelovend model dat in de betreffende periode vanzelfsprekend als dominant werd gezien, of het nu naar maatstaven was van de gemeenschappelijke moraal, of die van het toen vigerende model van de wetenschap. En elke periode kent uitwassen die mede een gevolg zijn van voorspelbaar kwetsbare punten van het model. Voor het laakbare gebrek aan wetenschappelijk onderzoek van toen kunnen we nu de laakbare financiële belangenverstrengeling substitueren (voor wie daar meer over wil lezen beveel ik de sites van Daniel Carlat, de Boring Old Man, en de Last Psychiatrist aan). De verwaarlozing van het aandeel van het individuele brein van toen, spiegelt zich nu in de verwaarlozing van aandacht voor de sociale determinanten van geestelijk lijden nu, getuige de afbraak van sociale voorzieningen van psychiatrische patiënten.

Gemma Blok verwoordt dit proces in de psychiatrie als volgt in haar epiloog:

“Diverse historici hebben reeds gewezen op de pendelbeweging in de geschiedenis van de klinische psychiatrie. Zoals Joost Vijselaar het treffend uitdrukte, lijkt ‘de psychiatrie gevangen in een cyclus van optimisme, frustratie en pessimisme’ [J.Vijselaar ‘Epiloog’, in: J. Vijselaar (red.), Gesticht in de duinen. De geschiedenis van de provinciale psychiatrische ziekenhuizen van Noord-Holland van 1849 tot 1994 (Hilversum 1997) 268-283, aldaar 279] ….  Het therapeutisch vermogen van de psychiatrie is in vergelijking met andere geneeskundige specialismen beperkt… Behandelaars in de klinische psychiatrie zijn daarom vatbaar voor nieuwe therapeutische hoop… Elke periode van genezingsdrang zorgde voor excessen in de enthousiaste, experimentele beginfase maar leverde uiteindelijk vaak een uitbreiding van het psychiatrisch behandelarsenaal op. Zo ook het therapeutisch optimisme van de kritische psychiatrie uit de jaren zeventig. Dit leidde er soms toe dat behandelaars, vanuit hun idealistische wens om mensen met psychiatrische problemen te genezen en bevrijden, hoge verwachtingen stelden aan cliënten en ouders soms onheus bejegenden. Anderzijds droeg de genezingsdrang uit de jaren zeventig belangrijk bij aan grotere aandacht voor de stem van de (ex-)cliënt, en aan grotere aandacht voor informelere en gelijkwaardiger omgang met mensen die lijden aan psychische stoornissen. Al laat de bejegening volgens cliënten nog altijd te wensen over, ze is in ieder geval een expliciet aandachtspunt geworden in de klinische psychiatrie. Ook stimuleerde de kritische psychiatrie mede de aandacht voor de familie rond de cliënt, die vanaf het midden van de jaren tachtig veel meer bij de behandeling werd betrokken dan vóór de jaren zeventig gebruikelijk was. Ten slotte is gebleken dat sommige cliënten en behandelaars de notie van de ‘zin in de waanzin’ nog steeds waardevol vinden. De notie heeft zich een eigen plaats verworven binnen het scala aan zingevingsmodellen voor psychische problematiek. Terugkijkend is er dus zeker een zin geweest in de schijnbare waanzin van de ‘antipsychiatrie’.”

Al met al biedt het boek van Blok een genuanceerder beeld op de ‘antipsychiatrie’, dat toont dat deze periode ook veel goeds heeft voortgebracht, en meer gemeen heeft met de huidige idealen in de GGZ dan gesuggereerd wordt in het stuk van Kahn c.s. in het NRC. Interessant is dat Kahn dit ook wel weet, want hij heeft nog een recensie van Baas in Eigen Brein geschreven voor het Tijdschrift voor Psychiatrie, waarin hij zich iets milder toont. Maar het is begrijpelijk waarom de psychiatrie zich sterk afgezet heeft tegen deze periode, en waarom juist Kahn daar een belangrijke stem in vertolkte tijdens zijn voorzitterschap: het betrof een periode waarin de maatschappelijke macht van psychiaters tanende was, en waarin psychiaters ook binnen het toenmalige zorgstelsel hun positie dreigden kwijt te raken. Een stevige maatschappelijke legitimatie was in de loop van de tachtiger en vroege negentiger jaren erg gewenst, vanwege de groeiende professionalisering en schaalvergroting van de GGZ. Een sterk medisch profiel voorzag in die behoefte, en werd verpersoonlijkt door Kahn als voorzitter. De gewoonte om bij zwaar weer terug te grijpen op een versterkt medisch profiel is een constante in de sociale geschiedenis van psychiaters. Ook nu staat de GGZ onder forse (economische) druk, dus the stakes are high. Niet verwonderlijk daarom dat de Nederlandse Vereniging ervoor gekozen heeft op te gaan in de nieuwe Federatie der Medische Specialisten. En niet raar dat bij een schijnbare aanval op een icoon van de medische psychiatrie -schizofrenie-  men fel in het geweer komt. In een volgende blog zal ik ingaan op waarom de soep van schizofreniebestaatniet niet zó heet gegeten wordt. Warm genoeg, dat wel.

Stilstaan bij je eigen geschiedenis en deze met meer acceptatie onder ogen durven zien, is een fundamenteel onderdeel van elke psychotherapie. De discussies overziend van onze eigen professionele geschiedenis, denk ik dat we misschien toch geneigd zijn met teveel angst en onzekerheid naar onszelf te kijken. Zijn we wel echte dokters? Is het echt wel legitiem wat we doen? En meest van al: hoe rechtvaardigen we dat onze patiënten ook recht op déze zorg hebben? Vanuit de angst dat de maatschappij op al deze vragen ontkennend zal antwoorden, neigen we ertoe soms iets té hard op onze borst te slaan en te grote claims te doen over de status van ons vak, of het nu in wetenschappelijk of therapeutisch opzicht is. Die extra nadruk heeft echter soms vervelende bijwerkingen, die ook onze patiënten treffen. Liever zie ik dat we met zelfvertrouwen zowel onze krachten als onze zwaktes tonen. Een discussie over de validiteit van het nosologisch concept schizofrenie, en de maatschappelijke implicaties van dat concept, is een discussie die een volwassen psychiatrie moet kunnen voeren zonder bang te zijn om te vergaan, en daarmee is het onnodig Boogeymen uit een mythisch verleden op te roepen, zeker als die Boogeymen achteraf toch best aardig en behoorlijk knuffelbaar blijken te zijn geweest. ~AR

11 gedachtes over “Attack of the 50-ft. Antipsychiatrist

  1. Schitterend!! Ik hou van de volzinnen, ik begrijp ze niet allemaal en tegelijkertijd voel ik de boodschap: psychiaters, waar in de rit zijn jullie je onderscheidende toegevoegde waarde uit het zicht verloren (of hebben hem niet opgepikt…dan kan ook, ahum)….namelijk dat jullie interessante vakgebied zich uitspreidt over de mens als geheel, als betekenisvol en betekenisgevend wezen??
    Ach, en die ‘bewijsvoering’ naar een periode die een naam heeft gekregen…get real: in de jaren 90 werkte ik binnen de Ggz en toen was het echt not done om met cliënten te spreken over hun doodsangsten en doodswensen…het zou het maar aanwakkeren. Oja, en vriendschap binnen een klinische setting werd ook ten strengste ontraden. O, en dat ik een cliënt meenam in mijn eigen auto leverde een aantekening in mijn dossier op….je wist maar nooit wat zo’n gek mens voor fratsen uit zou halen. En oja-2: na behoorlijke media-aandacht wordt er nu opnieuw gekeken naar hoe mensen op de IC worden bejegend als ze met suîcidepogingen worden opgenomen…..
    Ggz get real en get human, hou op met je verschuilen achter evidenced based en get back to de menselijke maat. Doe ff normaal zou ik bijna willen zeggen…
    En oja-3….als iemand na een jeugd van sexueel misbruik door zijn moeder in combinatie met een uitzonderlijk intelligent brein op zijn 18de psychotisch wordt…ga je je dan richten op de symptomen (en jezelf feliciteren dat je de haarscherpe ‘diagnose’ schizofrenie hebt weten te stellen?) of ga je met deze jongeman in gesprek over zijn trauma’s….???
    Tja, geen antwoord meer nodig want deze jongeman is al niet meer….opgegeven.

    • Bedankt Sonja! ‘Get human’ indeed, en als we nou als hulpverleners dit binnen onze organisaties uitdragen en opeisen, dan komen we vast ergens. Het is helaas een overbekend verhaal dat trauma in zijn algemeenheid in de GGZ en zeker op crisisafdelingen onderbelicht blijft, zie natuurlijk ook wat Wilma Boevink daarover geschreven heeft. Mijn ervaring daarmee tijdens de opleiding was dat er altijd wel een andere diagnose was waar de aandacht naar uitging alvorens er ‘iets met het trauma’ gedaan kon worden. Daar zit voor een deel wel wat in, maar dat betekent niet dat je het gewoon gaat negeren, en al helemaal niet waar het een centrale ervaring in iemands leven inneemt. Ben benieuwd naar de ervaringen van hulpverleners en cliënten op crisisafdelingen met dit punt.

  2. Heel mooi stuk, Alan, en een heel goede reactie ook op het artikel van Rene Kahn in de reactie op het artikel ” Schizofrenie bestaat niet” van Jim van Os en nota bene de kopstukken in de medische wereld die te maken heeft met het onderwerp schizofrenie
    te weten de voorzitter van de vereniging van psychiatrie, de vereniging van medisch specialisten, de voorzitter van jeugdzorg en de direkteur van het nationale onderzoeksinstituut Trimbos.
    Dat de belangrijkste autoriteiten op dit gebied tot een andere kijk op schizofrenie te komen
    is op de eerste plaats gebaseerd op een verandering in wetenschappelijke inzichten
    waardoor het zgn biologisch reductionistische model waarop Rene Kahn en anderen zich blijven baseren achterhaald blijkt te zijn. The state of the art in de wetenschap van psychiatrie en neurowetenschappen is van dien aard, dat het niet meer mogelijk is om
    biologische en neurowetenschappelijke gegevens los te zien van sociale.
    Voor Rene Kahn is dat schijnbaar nog steeds een groot probleem
    want met het biologisch reductionistisch model waren al die sociale factoren volledig buiten de deur gezet.
    Tien jaar geleden( ongeveer) organiseerden wij in Roermond een debat tussen Rene Kahn en Jim van Os over de stelling en de vraag of schizofrenie bestaat of niet.
    In dat debat beweerde Rene Kahn dat het voor goed afgelopen was met het in verbinding brengen van sociale factoren of maatschappelijke tegenstellingen en psychiatrie.
    Psychiatrische stoornissen zijn doodeenvoudig biologisch hersenziektes die met medicijnen behandeld dienen te worden en daarmee uit.( volgens Rene Kahn)
    En mensen die praten over maatschappelijke tegenstellingen of culturele revolutie( zoals Jean Foudraine staande die bijeenkomst deed)
    zijn gevaarlijke lieden want zoiets leidt ten enemale tot massamoord en miljoenen doden.
    Laten we ( ter begrip van dit emotioneel gedrag) niet vergeten dat Rene Kahn een tweede generatie lid van de Joodse gemeenschap in Nederland is en als zodanig wel heel reëel te maken heeft gehad met massamoord in zijn geschiedenis.
    Massamoord en psychiatrie is een belangrijk thema want de massamoord opn patiënten door de psychiatrie zelf in Duitsland is ook nog lang niet verwerkt, want de Duitse psychiaters hebben pas in 2010 daarvoor excuses aangeboden..

    Nu dacht ik zelf eigenlijk dat Rene Kahn zelf over het biologisch reductionistisch standpunt
    heen was gekomen gezien zijn boekje over de vraag hoe je je hersens kunt verbeteren.
    Dat hij zich in verband met schizofrenie daar weer naar terugkeert lijkt iets anders te zijn en daarmee in tegenspraak.
    Waarschijnlijk bedoelt Kahn dat er wel invloed is van sociale factoren bij de ontwikkeling van hersens zoals Swaab ook zegt maarv niet bij zoiets als schizofrenie ; dat is nu echt een ziekte als schizofrenie net als kanker.

    Probleem 1 ; ook bij kanker spelen sociale en psychologische factoren een rol; maar die zijn nog niet ontdekt en er is weinig onderzoek naar
    Probleem. 2 ;,ook binnen de biologische psychiatrie is er veel onenigheid over het concept
    schizofrenie en de factoren die daar naar toe leiden. Professor Herman van Praag( biologische psychiatrie)
    was altijd al voor de afschaffing van de diagnose van schizofrenie.

    Probleem 3 er is dermate veel deugdelijk en prominent wetenschappelijk onderzoek
    naar sociale factoren bij het ontstaan , behandelen en herstel van psychose dat iemand die
    zich nu nog op een strikt biologisch standpunt plaatst zichzelf buiten de orde plaatst.
    En het lijkt erop dat Rene Kahn css aan het einde van hun artikel dat zelf ook zeggen

    Dat de herontdekking van sociale factoren( zoals kindermishandeling , sexueel geweld en
    racisme) leidt tot discussie over die sociale factoren zie ik als positief.
    Dat massamoord een historisch trauma is voor veel bevolkingsgroepen,
    dat de Duitse psychiatrie onder het fascisme zich daar ook schuldig aan gemaakt heeft
    evenals de Russische psychiatrie onder het Stalinisme zich ook schuldig gemaakt heeft
    aanbijv de uitvinding van creeping schizophrenia is ook

    Dat de autoriteiten in de Nederlandse psychiatrie uiteindelijk bij massamoord uitkomen
    lijkt mij volkomen onterecht. Ik zou het zelf heel mooi vinden dat ze de studenten en docenten die nu het Maagdehuis bezetten zouden steunen zoals ook de FNV dat doen
    maar vooralsnog begrijp ik het verband tussen deze actie en de actie ; schizofrenie bestaat niet niet.

    • Dag Jan en fijn ook hier van je te horen! Ik denk dat Gerrit Glas een wenkbrauw zou optrekken bij de beschrijving van Kahn als een ‘reductionist’. Want als je echt gelooft dat sociale factoren er in causaal opzicht niet meer toe doen vanwege de reductie naar de hersenen, dan ben je een ‘eliminatief materialist’. Ja dat bekt niet echt lekker, ik weet het. Maar ik heb eerlijk gezegd niet heel veel van Kahn gelezen, dus ik weet het niet. Zo’n krante-artikel zegt natuurlijk ook niet alles over je positie.
      Anyway, leuker is het om te praten over wat je wél wil bereiken, en daarin kunnen we natuurlijk hoop en inspiratie putten uit de Maagdenhuis bezetters. Jouw eigen pleidooi om als hulpverleners en cliënten samen op te trekken voor betere zorg ondersteun ik natuurlijk van harte en daar hoop ik met deze blog een kleine bijdrage aan te leveren. Ik vermoed dat jij daar vast nog een verdere bijdrage aan gaat leveren… 😉
      -AR

  3. Ik heb deze hele periode van dichtbij meegemaakt. En vergeet nooit de opmerking van de psychiater van mijn moeder – die uitleg verschafte aan mij en mijn jongere broer – ‘het is een geluk dat jullie nog niet Amsterdam aan de drugs zitten!’ We waren 12 en 8 jaar oud en dit was de eerste keer dat iemand zich de moeite getrooste om ons kinderen te woord te staan ‘over de gekte die in mijn moeder gevaren was’. Want dat was je met name in die tijd ‘een gek’. Ze is dit stigma ook nooit meer te boven gekomen. Voor ons kinderen was het de totale horror, want de uitleg was ‘dat er ergens in mijn moeders hoofd iets fout ging in de communicatie overdracht op receptoren die dit vervolgens koppelden aan iets wat wij niet konden horen of zien en zij wel. In gewoon Nederlands ‘dat wisten we al lang want we moesten er elke dag mee dealen’.

    Wat ik met name constateerde was de enorme angst en paniek waar ze schijnbaar mee te dealen had. En dat daar binnen mijn optiek weinig mee gedaan werd buiten het feit dat er een aantal slaapkuren ingelast werden en een heleboel andere medicijnen. Hierop werd haar toestand echter nog slechter wat uiteindelijk tot een opname heeft geleid.

    Als kind is een psychiatrische inrichting – zeker in die tijd – zoiets als die B-films die hierboven beschreven staan. Ik ben dan ook zo weinig mogelijk mee op bezoek gegaan, want je verbeeldingskracht en de geheimzinnigheid deden je eigen hersenen overwerk verrichten. In ieder geval het liet me niet los en ik ging dan ook alles wat los en vast zat over de materie lezen. En toen had ik nog geen beschikking over internet, wat de zaak erg bemoeilijkte. Echte informatie kreeg je nauwelijks en bespreekbaar was het alleen op smoezerige toon. Bijkomende vervelende factor was dat je dat arme kind was van ….die gek!

    Het niet als volwaardig gezien worden is misschien wel het grootste kruis.Terwijl je wel een hele hoop verantwoording op je bord geschoven krijgt. Volgens mij nog steeds een onderschatte factor.
    In ieder geval, mijn leven nam zijn loop en uiteraard kwam ik een paar herhalingen tegen die ik overigens pas enige jaren geleden met voortschrijdend inzicht begon te begrijpen. En dat pas na niet aflatend onderzoek en zelf filering binnen een aantal terugkerende psychotherapie periodes in mijn leven. De eerste keer gedurende een periode in mijn pubertijd, de tweede keer na een totale instorting na een zwangerschap en bevalling – uiterst moeizaam en altijd ziek – de derde keer na een burn-out na een periode van escalaties in mijn leven (en de overgang) die een voor een, alle belangrijke zaken wegvaagden uit mijn leven.

    Drie keer een periode die gedomineerd worden door een hormonenwissel en drie keer een periode met veel stress. Wat voor mij aangeeft dat deze veranderingen je zeer kwetsbaar maken in de omgang met stress. En het model wat je aangeleerd is geworden in je jeugd om daar me om te gaan. Bij mij gaf het lichaam het op met uiteraard ook de nodige psychische problemen. Maar wat is nu eerst!!! De lichamelijke uitputting die je kwetsbaar maakt of…

    Karakterstructuur heeft er zeker mee te maken en het patroon wat door je hersenen als normaal ondervonden aangelegd is. Daarnaast natuurlijk omgeving, genetische feiten enz.
    In 2010 ben ik afgestudeerd aan de Kunstacademie Maastricht en ik heb me daar 5 jaar bezig gehouden met patronen. Eigenlijk erg saai werk omdat je waarneming en ervaring om gaat zetten in beeld. En daar eindeloos mee aan de slag gaat binnen systemen en structuren. Toch in combinatie met Kunstgeschiedenis, filosofie, metafysica, kwantumtheorie en al het andere waar mijn geest op gefixeerd was richting psychologie en de geest van de mens. Gaf het langzamerhand ook een dieper begrip wat er nu eigenlijk met je gebeurt in de tijd. En waar hiaten zitten bij interpretaties binnen diagnostiek. Indien ik met voortschrijdend inzicht terugkijk op mijn persoonlijke en familiare situatie. Het is namelijk een ingewikkelde combinatie van een groot aantal factoren en de uiting in de ziekte heeft eigenlijk de sleutel in zich tot de oplossing. Het systeem kiest zelf een weg tot oplossing en reparatie om voort te kunnen gaan. Dat dit voor individu en omgeving niet het meest florissante is, is een andere zaak.

    Maar indien in beginsel dan een verkeerde interpretatie volgt, betekend dat wel dat de rest in de keten ook verkeerd beoordeeld gaat worden op bevindingen die gearchiveerd zijn. En om in concrete termen te spreken dan wordt paranoïde schizofrenie – wat nu op trauma gebaseerde psychose genoemd zou worden – een etiket en een ongeneesbare ziekte en tevens de leidraad waar elk kind dat in psychische problemen komt uit dezelfde familie met juist die ogen bekeken wordt . – Daarnaast was die paranoia niet zo gek want mijn vader geloofde voor 100% in zijn verhalen waarvan ik tenenkrommend kan zeggen dat 80% nog te veel zou zijn. Bovendien was hij erg dominant en had hevig te lijden onder machteloosheid als iets gezegd werd wat hem niet aan stond. Zal hier verder niet over in details treden. –

    Gevolg dus dat inderdaad mijn jongste broer ook de diagnose schizofreen kreeg zonder dat er verder gekeken werd. Puur vanwege het feit dat hij stemmen hoorde. Toen ik echter samen met hem eens ging onderzoeken ‘wie’ dat allemaal dan wel waren en wat de riepen en klaagden. Wat hun globale karakterstructuur was en hun voorkeuren plus plaats in de hiërarchie is. Kwam ik al snel uit bij een gemeenschappelijk beleefde jeugd die voor mij overzichtelijker is omdat ik 15 jaar ouder ben. De diagnose is nu bijgesteld het medicijngebruik (overmatige verhogingen steeds om de stemmen te onderdrukken wat niet werkt) ook. En de behandeling heeft een andere richting gekregen. Genoeg werk nog te verzetten dus maar met een ander perspectief.

    Hiermee wil ik dus zeggen dat behoudens de beroepsgroep zelf er ook andere disciplines zijn die een totaal andere invalshoek kiezen en onderzoeken. Ook een ander licht op de zaak kunnen werpen. Dat voortborduren op eerdere vaststellingen niet altijd het logisch vervolg geven dat de wetenschapper meestal voor ogen heeft.Want het kan in eerste aanleg al een verkeerde interpretatie zijn van wat men denkt te zien. Dat alles ook nog eens door de eigen voorkeur van waarnemen gekleurd wordt. En dat verandering in tijd en persoon niet in dossiers meegenomen wordt.

    Een mens is een project in wording en geen vaststaand feit.

    Daarnaast is het van wezenlijk belang dat met meer empathie naar deze veelheid van factoren gekeken wordt in de context tot de totale complexiteit lichaam en geest.

    Wat stemmen hoorders aangaat vind ik het verbazingwekkend dat er niet meer interesse getoond wordt om te begrijpen wie die deelpersoonlijkheden allemaal zijn. Want vaak is het een intern dilemma wat buiten de hoofdpersoon geplaatst wordt. Dissociatie die terug keert dus, want dat is de oplossing die gezocht is en uiteindelijk om echt alles te verwerken zal het weer opgenomen moeten worden.

    Ik begrijp dat dit een persoonlijk antwoord is op een groter geheel. En toch denk ik dat in dit kleine voor veel mensen een manier zit om met hun eigen geschiedenis hun eigen interpretatie te maken. Wat hen mogelijk dichter bij een draagbare eigen oplossing brengt.

    De literatuur heeft alles al een keer beschreven, we hebben alleen niet zoveel aandacht voor de Kunsten in deze optiek.

    Het kan enorm helpen.

    Anki Raemaekers

    P.S. wat ik ook ondervind is dat de beroepsgroep het niet erg op prijs stelt indien waarnemingen die uit andere hoek geuit worden, ook wel eens de moeite waard zouden kunnen zijn om te onderzoeken en in praktijk te brengen.

    • Wat een waardevolle bijdrage Anki! Je brengt het zo helder onder woorden, en daarmee maak je mijn meer abstracte verhaal persoonlijk, waarvoor mijn dank. Dingen die je benoemt sluiten aan bij de ambitie van een site als Schizofrenie Bestaat Niet, vooral hoe je aangeeft dat een eenmaal gestelde diagnose, als deze al te zeer als vaststaand feit wordt beschouwd, de bril wordt waar niet alleen de persoon zelf, maar ook vele betrokkenen doorheen bekeken worden. Bij een diagnose als schizofrenie is het gevaar van een ‘gesloten geest’ bij de hulpverlener, en daardoor een bril met oogkleppen, misschien groter dan bij andere psychiatrische aandoeningen, maar in feite geldt de moraal van het verhaal voor iedereen: kijken is goed, maar praten beter, en vooral goed luisteren, met open oren en een open mind. Het persoonlijke lijkt misschien soms klein tegenover zulke grote diagnoses, maar dient naar mijn idee, en dat van hulpverleners die herstel centraal stellen, juist voorop te staan.
      Ik hoop dat lezers van de blog de moeite nemen de reacties te lezen en er ook weer op te reageren.
      Bedankt nogmaals,

      Alan

    • Kijk dat is nou weer het leuke van het sociale media gebeuren: mad studies aan boord! Ik heb een tijdje terug een verhaal gehouden over antipsychiatrie en herstel (http://www.hsleiden.nl/aems/sublectoraatLvb/PptRalston.pdf) waarbij ik oa aanstipte dat het woord ‘antipsychiatrie’ zowel in NL als internationaal verschillende ladingen heeft gedekt. Mijn eigen idee was dat in Nederland ‘antipsychiatrie’ zoals die aanwezig was ca 40 jaar geleden nu vooral historische waarde heeft maar dat de inhoud, de idealen, voor een deel bijv. via nieuwe wetgeving geïntegreerd is, en voor een deel binnen de herstelbeweging vorm krijgt. Het meer ‘Szasziaanse’ deel is nog wel aanwezig, maar speelt een kleine rol in het maatschappelijk debat m.i.
      Overzee is een heel ander verhaal, waar antipsychiatry een krachtigere stem lijkt te hebben, maar ook daar met verschillende ladingen onder de vlag, onder andere dus een stroman voor het psychiatrisch establishment. En onder verschillende termen als critical psychiatry, mad studies, de user & survivor movement, recovery networks etc. etc. ligt een aardig deel aan overlappende waarden en analoge kritiek op de actuele stand van zaken. Met dit in het achterhoofd heb ik me tot NL beperkt, maar het is denk ik heel aardig voor lezers om op de hoogte te zijn van de vele sites en groepen die internationaal op dit gebied actief zijn. Ideetje voor een vervolgblog dus! Dank ook voor de link, Mad in America is een erg mooie site. Ergens daarop is nog een mooie video te vinden van Gary Greenberg over de DSM-5, een aanrader.

    • Hoi Grietje,
      Om heel eerlijk te zijn, ik heb me door het stuk trachten te worstelen. Maar ben eigenlijk als snel de draad helemaal kwijt. Met name vanwege de schrijfstijl en de gekozen weergave. Dat is eigenlijk jammer.
      Mensen die lezen gaan heel snel dwalen zeker digitaal en kunnen dan hun aandacht er niet meer bijhouden. Wellicht had schrijver er beter voor kunnen kiezen om dit stuk in stukken te hakken en in een soort van feuilletonvorm te brengen over meerdere blogs.
      Wellicht wordt ook binnen sommige vakgebieden teveel ‘deskundigentaal’ gebezigd waardoor buitenstaanders teveel moeite moeten doen om zich inderdaad wat ik al schrijf ‘zich worstelend naar het einde te bewegen’. En dan blijft het niet hangen.
      Wat eigenlijk uitermate jammer is. Dit zal binnen E-health ook een grote rol gaan spelen. Want het lastige is dat de aanspreek toon niet te eenvoudig (wordt als kleinerend ervaren) maar ook niet te complex mag zijn.
      Daarnaast is taal een instrument dat beeld beschrijft. Daarbij dus erg persoonlijk gekleurd. Niet alleen door de interpretatie van het beeld (hangt samen met waarneming en de opgedane ervaring met het patroon dat gevormd is in de hersenen en het intellect) maar ook door de omringende cultuur.
      Amerika geeft dus een ander veld met totaal andere waardes dan de Europese. En nu speelt eigenlijk op grotere schaal dat het gene wat van Amerika afkomt het niet altijd verdient om omarmt te worden. (maar dat is een andere discussie die wel voorname gebieden in ons sociaal maatschappelijk veld raken). Neem alleen het begrip voeding maar eens als voorbeeld.
      Toch zou ik willen pleiten om dit soort stukken, die men schijnbaar belangrijk vindt! Te vertalen naar de situatie hier in een begrijpelijke taal zonder de historie van het stuk weg te laten.
      Ik weet, het is veel werk. Maar indien men onder de aandacht wil krijgen dat iets nog alive and kicking is, dan verdient het eigenlijk ook de aandacht om vertaald te worden naar ons omveld.
      Met respect voor de bijdrage die geplaatst is.
      Met hartelijke groeten, Anki Raemaekers

Plaats een reactie